Iconologische
ontleding van het graf van Toetanchamon
Oostwand
Toetanchamon ligt op een grafbed. Zichtbaar op zijn buik
ligt een scarabee aan een halsketting. De scarabee is het symbool van de
wedergeboorte. De farao heeft een bloemenkrans om de nek, wat een gebruik was
bij begrafenissen. De mummie ligt op een grafbed in de vorm van een leeuw;
symbool van koninklijke kracht. Het geheel van mummie en grafbed staat onder
twee baldakijnen, die over elkaar heen zijn geplaatst. Tussen de palen van de binnenste
baldakijn hangen twee bloemslingers. De palen zelf zijn ook versierd, dit in
tegenstelling tot die van de buitenste baldakijn, die alleen twee rood-witte
wimpels aan het boveneinde hebben. Beide baldakijnen zijn voorzien van
architraaf, waaronder druiventrossen hangen, ongetwijfeld symbolisch voor het
steeds hernieuwend leven. Daarboven een cavetto-kroonlijst en een fries van
uraei (cobraslangen) die de zonneschijf dragen. De grafbank die onder de
baldakijnen staat, staat op een boot. Rood-witte wimpels, die vaker bij feesten
de tempels sierden, zijn op uiteinden van de boot bevestigd. Op de steven staan
stuurriemen die uitmonden in valkenkopjes, die Horus symboliseren. Op de boeg
van de boot bevindt zich een oog. het oog symboliseert de zonnegod Re. Hij ziet
alles. Op het gouden masker dat Toetanchamon in werkelijkheid op had in zijn
koninklijke sarcofaag staat op de achterzijde de volgende tekst gegraveerd:
"Levend is uw gelaat. Uw rechteroog is de bark des daags (mandjet), uw
linkeroog de bark des nacht (mesketet)". Uitvaartboten dragen soms het
rechteroog op de boeg, terwijl de bark des nachts (als zodanig afgebeeld op de
westwand) het linkeroog op de boeg draagt. Op de voorplecht staat een
koninklijke sfinx op een houten standaard, die zo vermoed ik, aangeeft dat de
katafalk onderdeel uitmaakt van een koninklijke processie. Aan weerskanten van
de baldakijnen staan Isis en Nephtys met de handen in de hoogte. Ze zijn
gekleed in witte gewaden en hebben een hoofddoek om op het hoofd, wat staat
voor "Heerseres van het huis () van het huis ()". De oorsprong van
deze titel is onduidelijk en stamt uit het begin van de geschiedenis van de
Egyptenaren. Isis heeft het hiëroglief op het hoofd, beeltenis voor 'de zetel',
de koningstroon van haar echtgenoot Osiris. De 'tweeling' beschermt hier de
koningsmummie, zoals zij dat ook bij Osiris (in de Osirismythe) had gedaan. De
baldakijnen en boot staan op een slede. De slee is een vrij primitief
vervoermiddel, dat de Egyptenaren gebruikten voor objecten over land.
De slee wordt getrokken door 12 personen waarvan negen
vermoedelijk dus de 'Negen vrienden van de koning' voorstellen. Daarachter
volgen de twee vizieren van het Zuiden en het Noorden, te onderscheiden aan hun
ambtskleding. Ze dragen beide hetzelfde witte gewaad zonder mouwen, dat slechts
tot onder de oksels komt en omhooggehouden wordt door twee bandjes die achter
de hals vastzitten. Op de afbeelding is duidelijk te zien dat de tekenaar in
eerste instantie twee figuren had getekend met dezelfde kleren als de andere
tien, met bedekte schouders. Dit is te zien aan de rechtse vizier, bij wie
duidelijk de contouren van het gewaad bij de hals zichtbaar zijn, maar die
uiteindelijk niet ingekleurd zijn met verf. de hoofden zijn kaalgeschoren,
zoals voor hun functie gewoon was. Vizieren vervulden soms ook de functie van
Opper-priester en voor priesters was het gewoon dat ze werden kaalgeschoren als
teken van reinheid. de achterste man, van wie de identiteit onduidelijk is, is
evenals de groep van negen, gekleed in een doorzichtig gewaad, dat tot net
onder de knie reikt, met daar overheen een gepoft schort dat op de buik is
vastgeknoopt. Deze kleding was zeer populair aan het einde van de 18e dynastie.
verder dragen ze een pruik. ook dragen ze evenals de vizieren een witte
hoofdband, die volgens Carter vaker op afbeeldingen van uitvaartprocessies werd
afgebeeld in privé-graven en nu in het tegenwoordige Egypte nog steeds door de
familieleden wordt gedragen. Verder dragen ze allen witte sandalen in de vorm
van teenslippers waarvan ook in deze vorm, twee paar in het graf zijn gevonden.
De witte kleur van de kleding heeft ongetwijfeld ook met de
uitvaart te maken, hoewel het voor hoge functionarissen en ambtenaren gewoon
was dat ze lichte kleding droegen, terwijl de eenvoudige mensen vaker bonte
kleding droegen.1 De hoofden van de twaalf mannen zijn enigszins symmetrisch
naast elkaar geschilderd. Opvallend is dat de handen toch een probleem vormden;
de eerste persoon die de slee trekt, heeft beide handen aan het touw evenals de
voorste vizier en zijn voorganger, die dicht bij het touw staan. De vizier en
voorganger, die naast hen lopen hebben geen van beiden een hand aan het touw.
De voorste zeven mannen hebben ieder één hand aan het touw behalve de achterste
uit die groep, die het dichtst bij het touw staat en die weer twee handen aan
het touw heeft. Bij de voeten ontbreekt het perspectief geheel. De voeten staan
vrijwel steeds naast elkaar in een rijtje; linker- rechtervoet.... het maakt
niet uit. Heel vreemd is dat de eerste man die de slee trekt een 'linkervoet'
heeft. De voet laat alle vijf tenen met teennagels zien, terwijl bij alle
andere voeten, de tenen en teennagels niet zichtbaar zijn en dus rechtervoeten
zijn. meestal werd op afbeeldingen de voeten naar de binnenkant, d.w.z.
teenloos geschilderd', zodat alleen de grote teen zichtbaar is. Waarschijnlijk
heeft ook hier de Amarna-stijl zijn sporen achtergelaten. In de Amarna-tijd, de
tijd waarin Echnaton regeerde, werd de farao realistischer afgebeeld, zo ook de
tenen. Drie van de eenentwintig figuren die op de wanden van de grafkamer zijn
afgebeeld hebben een voet waarbij vijf teennagels zichtbaar zijn! De tenen zijn
waarschijnlijk de laatste stuiptrekkingen van de schilders, die de Amarna-stijl
voorgoed de rug toe moesten keren.
De afbeeldingen op deze muur laten een gedeelte van
Toetanchamon's uitvaart zien. Toetanchamon zelf ligt op een baar onder een
dubbel baldakijn en wordt op een slee voortgetrokken door een groep van twaalf
personen die allemaal een witte rouwband dragen. Deze uitvaartvoorstelling is
een standaard voorstelling voor Egyptische privé-graven. Al sinds het Midden
Rijk zijn ze te vinden in veel particuliere grafkapellen. Pas in het Nieuwe
Rijk in de 18e dynastie komen ze vaker voor (graf Ramose nr. 55, graf Oeserkat
nr. 56). Toetanchamon is een van de eerste farao's die zo'n voorstelling in het
graf hadden. Zo'n aanschouwelijk tafereel als dit, is dan ook zeer vreemd voor
een koningsgraf. Dit is waarschijnlijk te danken aan de veranderingen van zijn voorganger
Amenhotep IV: Echnaton, die ook veel min-of-meer gewone scènes uit het
dagelijks leven op de tempel heeft laten afbeelden.
Toet's uitvaart
Nadat Toetanchamon gebalsemd was, wat ongeveer 70 dagen had
geduurd, was de mummie onder twee baldakijnen gezet. de baldakijnen stonden op
een boot. De baldakijnen stonden op een boot. het geheel rustte op een slee.
Rode ossen moesten de farao tot aan z'n dodentempel trekken, gevolgd door een
lange stoet functionarissen, offergaven, priesters en grafattributen. de stoet
ging tot aan de Nijl, waar boten het vervoer van de farao zouden overnemen en
waarna de processie verder niet meer door de bevolking kon worden gevolgd en
verder in besloten kring werd voortgezet. De processie van boten zou aanleggen
aan de oever bij Toetanchamon"s dodentempel, die niet ver van het graf
verwijderd was. Hier werden de nodige ceremoniën door de priesters uitgevoerd,
die er voor moesten zorgen dat de overleden koning het eeuwig leven zou
krijgen, net als Osiris. De ceremoniën duurden vier volle dagen. Aï, zijn
opvolger, gehuld in een luipaardvel als 'setem'-priester en met blauwe helm,
zou hierbij een belangrijke rol vervullen. Nadat de ceremoniën waren uitgevoerd
zou de farao opnieuw onder de baldakijnen worden gelegd en zou de stoet zich
opnieuw in beweging zetten op weg naar de laatste rustplaats van de farao: De
vallei der koningen. De katafalk werd nu niet meer voortgetrokken door de rode
ossen maar werd nu door o.a. 'De negen vrienden' en beide viziers (van het
Zuiden en het Noorden) getrokken. 'De negen vrienden van de koning' vormden een
symbolische groep, die de particuliere raad van de archaïsche koningen uit het
Noorden van Egypte voorstelt1. Zij komen als zodanig ook voor op de wanden van
sommige privé-graven en worden ook zo genoemd in de hierogliefentekst2. Zij
zijn dus onderdeel van traditie en het is daarom niet duidelijk of een
dergelijke groep daadwerkelijk de katafalk heeft voortgetrokken. Wel is het
vermoedelijk deze groep die op de oostwand is afgebeeld. De 'Groep van negen'
bestaat uit een groep van vijf en twee groepen van twee personen. De groep van
negen wordt gevolgd door twee personen, die te onderscheiden zijn als viziers,
door hun ambtskleding en kaalgeschoren hoofden. het is onduidelijk wie de
eerste persoon is die aan het touw van de katafalk staat, direct achter de
viziers. Zijn kleding verschilt in geen enkel opzicht van dat van de 'Groep van
Negen' en geeft daarom geen enkele aanwijzing over de identiteit van deze
persoon. is het Aï (vermoedelijk niet), de hoge dignitaris, die belast was met
de zorg van alle offerossen, de groot-ceremoniemeester of iemand anders?
Noordwand
Het eerste tafereel, direct aansluitend op de oostwand, laat
Toetanchamon zien voor de nieuwe farao, zijn opvolger, Aï, die de ceremoniën
van 'het openen van de mond' verricht, een ritueel dat de mummie het vermogen
tot spreken, het vermogen om te eten en te drinken en zich in de onderwereld te
bewegen hergaf. Het was één van de laatste begrafenisceremoniëlen en bedoeld om
het lichaam weer tot leven te wekken. Aï is afgebeeld als 'setem'-priester van
Ptah. Zoals gebruikelijk voor een priester bij deze ceremonie, draagt Aï een
luipaardvel. Met beide handen houdt hij de liturgische dissel vast. Door
hiermee de mond en ogen aan te raken zouden ze zich openen voor het eeuwige
leven. In geen enkel graf is de opvolger van de overleden farao afgebeeld. Een
unieke afbeelding dus! Daarom is deze afbeelding een van de meest bekende, die
vaak in boeken voorkomt. Toetanchamon, naast Aï, is afgebeeld in mummiegedaante
als Osiris met de gebruikelijke attributen; de struisveren hoofdtooi, de
dorsvlegels en godenbaard. Hij is Osiris geworden en daardoor tevens de
(symbolische) vader van Al, want zoals we weten uit de Osirismythe, werd de
farao gezien als de 'belichaming' van Horus op aarde en zoon van Osiris.
Het middelste tafereel laat Toetanchamon zien voor de godin
Noet. Toetanchamon is in dezelfde houding afgebeeld als de twee levensgrote
standbeelden die bij de ingang van de grafkamer stonden, als een soort bewakers
(zie afb. 2). In de ene hand dragen ze een knots en in de andere hand een staf.
Waarschijnlijk zijn het rituele voorwerpen. De standbeelden waren zwart
gekleurd omdat dit de kleur van de vernieuwing was. De beelden dragen
inscripties die vertellen dat de beelden koninklijke Ka's zijn. De functie van
deze standbeelden was om de Ka van Toetanchamon een lichaam te verschaffen,
waarin hij kon verblijven.6 Vermoedelijk geven staf en knots de status aan van
de farao en hebben ze slechts een symbolische betekenis. In de linkerhand
draagt Toetanchamon ook nog het 'anch'-teken, het teken voor 'leven'. De farao
staat voor de godin Noet, de moeder van Osiris, de dode koning. Noet is de
eerste godin die de dode farao ontmoet. Dit kunnen we ook zien in de 18e
dynastie. In de deksel van menig mummiekist uit die tijd staat de godin Noet
levensgroot afgebeeld met open armen. Noet is de godin van de hemel. Zij is de
hemel, door welke de farao zal reizen. De godin Noet is dus het begin van zijn
reis naar de onderwereld. Noet verricht 'nini' (de handen met water
besprenkelen als begroeting) en heeft in beide handen het hiëroglief van
'water' in de handen.
Het laatste tafereel laat Toetanchamon zien, die Osiris
begroet door hem te omhelzen. Deze keer is het dus de god Osiris zelf en niet
Toetanchamon in de gedaante van Osiris. Osiris' huid is donkerder van kleur en
bruin. Ongetwijfeld om aan te duiden dat hij een lijk is. Toetanchamon draagt
de gestreepte 'nemes'-hoofdtooi. Achter hem staat zijn Ka-dubbelganger. Elke
farao had een tweelingbroer, zijn Ka, die doodgeboren werd en meteen naar de
onderwereld verdween. In tegenstelling tot die van de gewone mensen is de Ka
van de farao een god met goddelijke krachten. Hij draagt ook een godenbaard en
een lendendoek en gordel waarin goden vaker werden afgebeeld (bijvoorbeeld op
de west- en zuidwand). De Ka van de koning is de enige Ka die werd afgebeeld op
monumenten. Hij was niet alleen de vitale kracht van de farao maar ook een god.
Hij moest de farao ook beschermen in de onderwereld. De Ka heeft het
'Ka'-symbool op het hoofd ( )twee omhooggeheven handjes met daartussen de
zogenaamde Horusnaam, die de farao het meest weergeeft als godheid: 'sterke
stier' (). Daarboven de koninklijke uraeus, de cobraslang en een valk, die
eveneens Horus voorstelt. De Ka heeft broederlijk de rechterhand om
Toetanchamon heengeslagen. In de linkerhand heeft hij het 'anch'-teken, het
teken voor 'leven'. In dit tafereel wordt de farao, met z'n Ka, z'n
dubbelganger en goddelijke kracht, begroet in de onder wereld door Osiris, 'de
eerste van Het Westen'. Zijn reis door de onderwereld, het Westen (waar de zon
ondergaat), komt op de aangrenzende westwand aan de orde.
Dit is één van de wanden die ik samen met de zuidwand,
minder uitgebreid behandel. Op beide wanden vinden we godsdienstige taferelen.
Ze laten Toetanchamon zien voor de goden en houden verband met de wedergeboorte
van Toetanchamon en daarom ook met de Osirismythe. In de tombe van Amenhotep II
vinden we dezelfde soort afbeeldingen. Ze zijn daar echter niet op de wanden
van de grafkamer aangebracht, maar op de steunpilaren van de voorkamer, wat ook
in de latere tombes van de 19e en 20e dynastie te. zien is. Ik wil nogmaals
benadrukken dat de dodenreligie voor de Egyptenaren er niet een was van
volledige samenhang. Veel begrippen alsmede goden kregen door de eeuwen heen
andere betekenissen, zodat het volledig doorgronden van de dodenreligie bijna
tot de onmogelijkheden behoort.
Westwand
Op deze wand bevindt zich een gedeelte uit het
onderwereldboek "Amduat" en wel gedeeltes van het eerste uur van de
Amduat. Dit onderwereldboek was gebaseerd op het geloof dat de Zonnegod
gedurende de tijd tussen zonsondergang en zonsopgang, als de zon onzichtbaar
was, zijn reis voortzette onder de aarde. Gedurende deze tocht bezocht hij de
gebieden van de doden en voerde hij strijd met allerlei demonen die zijn tocht
wilden belemmeren opdat hij niet opnieuw over de aarde zou kunnen gaan.
Bij Toetanchamon's schildering is slechts een gedeelte
afgebeeld van de Amduat. Oorspronkelijk bestaat de Amduat uit twaalf gedeelten
die overeenkomen met de twaalf uren die de God onder de aarde zou doorbrengen.
De schildering bevat de eerste gedeelten van het eerste uur. Elk uur is horizontaal
verdeeld in drie registers. Het middelste register laat meestal de zonnebark
zien waarin de zonnegod de ochtendzon tegemoet vaart. De beide andere registers
bevatten de wezens die de zonnegod ontmoet en de gebeurtenissen die zich
tijdens zijn nachtelijke reis afspelen. Het eerste uur is zeer verschillend van
de volgende uren omdat het boven- en onderregister in dit uur godentabellen
bevatten die gelden voor het hele boek. De beide registers zijn horizontaal
verdeeld in 3 regels van 14 vakken. Ze geven tezamen plaats aan 84 goden. Op de
grafschildering uit Toetanchamon's graf zijn alleen de eerste 2 goden van elk
van de 6 regels afgebeeld. Per register zijn ze naast elkaar geplaatst, in
plaats van onder elkaar. Afbeeldingen uit het middelste register zijn boven
deze godentabel geplaatst. Zo bevat de schildering op een kunstige manier het
daadwerkelijk begin van het onderwereldboek en van elk register.
Rechtsboven op de westwand bevinden zich in een kader vijf
goden. Ze behoren tot de normale bemanning1 van de zonnebark gedurende de uren
van de nacht, behalve Maat, de meest rechtse godin. Zij is één van de godinnen
der waarheid, die voor het bewaren van de orde verantwoordelijk is en zorg
droeg voor de gerechtigheid. Doordat deze godinnen der waarheid de zonnebark
trekken, zal de reis voorspoedig verlopen en zal de bark niet ten prooi vallen
aan de overal loerende chaos gedurende zijn reis door de onderwereld.
Hieronder de namen van de goden en godinnen van rechts naar
links, samen met de hiërogliefen, transcriptie en vertaling:
1 m;'t Maat De godin
van gerechtigheid en orde. Zij staat sinds het Oude Rijk Osiris terzijde
tijdens het laatste oordeel van de doden.
2
nb.t wj;
"Heerseres Van de zonnebark",
Hathor, huis van Horus, de godin van het Westen.
3
hr Horus De zoon
van Osiris en 'vader' der farao’s.
4
k;sju Kashu Leider
van de zonnebark, vaak aan het roer van de zonnebark.
5
nhs Nehes De
'uitkijk'-god op de nachtbark.
Dit godental helpt de zonnegod dus tijdens zijn reis. De
complete bemanning van de zonnebark bestaat gewoonlijk uit 8 goden en godinnen,
die ook in het eerste uur van de Amduat van Thoetmoses III staan afgebeeld (zie
afb. 7). Hieronder volgt deze complete bemanning van links naar rechts:
a. Upuaut "de wegopener" Sia en Hu zijn de goden
die de zonnegod helpen met het herscheppen van de wereld tijdens zijn reis.
Elke nacht wordt de wereld herschapen door de uitspraken van de zonnegod.
b. Sia de god van inzicht
c. Hathor de heerseres van de zonnebark
d. Horus de zoon van osiris
e. Stier van Maat bijnaam van Thot
f. Nehes de uitkijkgod op de nachtbark
g. Hu god van het scheppende woord
h. Kashu Leider van de zonnebark
Linksboven bevindt zich in een kader de zogenaamde
"Chepriboot". In het midden van de boot is de zonnegod afgebeeld als
mestkever ook wel scarabee genoemd. De scarabee is symbool van het steeds
herboren worden van de zonnegod, omdat de Egyptenaren dachten dat de scarabee
zonder tussenkomst van het andere geslacht voor nageslacht kon zorgen. Dit kwam
doordat de mestkever een mestbal met zich meerolt als een soort
voedselvoorraad. De vrouwtjes leggen ook hun eitjes in zulk soort mestballen,
die hierin worden 'uitgebroed'. De Egyptenaren dachten dus dat de mestballen
altijd eitjes konden bevatten en de scarabee geslachtloos was, want zowel het
mannetje als het vrouwtje rollen mestballen met zich mee. De scarabee werd
daarom symbool van het uit zichzelf ontwakend leven. De zon werd ook telkens
opnieuw geboren na de nacht, zodat de scarabee vaak gepersonifieerd wordt met
de zonnegod.
Aan weerskanten wordt de zonnegod geprezen door Osiris. De
rietboot heeft een oog op de boeg. Het is het oog van Re. Dit is afkomstig uit
een mythe die al uit het Oude Rijk stamt. In de mythe stuurt Re zijn oog naar
de aarde om toe te zien dat de aardbewoners niet tegen hem in opstand komen,
daar zij ontevreden waren. Zo werd het oog symbool voor de zonnegod Re. Het
wakende oog van Re was ook symbool voor de dagelijkse zonnevaart,
geobjectiveerd door de boot des daags, terwijl het andere oog symbool was voor
de boot des nachts. Overigens ontbreekt het oog op de boeg van de barken van de
complete exemplaren van de Amduat. De tekenaars hebben ze vermoedelijk zelf
toegevoegd. De voorganger van Toetanchamon Echnaton, kan hier zijn invloed
hebben doen gelden, daar in zijn verering van Aton, de zon een overheersende
rol speelde.
De nachtboot laat de zonnegod zien voordat hij zich in een
god verandert in de vorm van een ram, zo blijkt duidelijk uit de complete
tekst. De scarabee symboliseert de dagvorm van de zonnegod, terwijl de
ramsgedaante de nachtvorm van de zonnegod is. Osiris, als koning van het
dodenrijk of onderwereld, begroet hem in dubbele gedaante.
Het onderste gedeelte van de schildering op de westwand
bevat gedeelten van de godentabellen uit het eerste uur. In de complete
exemplaren bevinden de godentabelen zich in het boven- en onderregister. Elk
register bevat twee groepen goden van negen en twee groepen godinnen van
twaalf. Boven elke godengroep staat een titel waarin hun taak en functie wordt
beschreven. Deze groepentitels zijn net als de meeste verklarende teksten in
het rood geschreven.
Voorbeelden van groepentitels zijn:
De namen der goden, die Re aanbidden. De namen der goden,
die de grote god begeleiden. De namen der godinnen, die de duisternis in de
onderwereld verlichten.
De aanhef in de groepstitels "De namen der goden, die
... laten zien dat het bij de godentabellen op de namen aankomt. De
afbeeldingen dienen slechts als ondersteuning. De goden hebben de gedaante van
mannelijke mantelbavianen. In de godencatalogus in de voorkamer van het graf
van Thoetmoses III staat voor elke groepstitel zelfs het woordje
"kennen", dat het aspect kennis van deze godentabellen extra
onderstreept. De godentabellen vatten de goden voor de hele onderwereld samen.
Ze bevatten o.a. de uurgodinnen en de godinnen die licht geven in de duisternis
van de onderwereld. De apengoden vormen hierop een uitzondering, zo blijkt ook
uit de groeptitels. Zij behoren aan de ingang van de onderwereld en begroeten de
zonnegod bij het betreden van de onderwereld.
Bavianen worden vaker afgebeeld terwijl ze de zonnegod
groeten. Dit komt omdat de oude Egyptenaren hadden opgemerkt dat sommige
dieren, zoals de egel en de baviaan, de opkomende zon met opwinding begroetten,
wat vaak gepaard ging met doordringend gekrijs. Hierdoor associeerden ze deze
dieren met de zon en daardoor ook met de zonnegod.2
De groepstitel waaronder de zes rechtse apengoden vallen en
die in de complete exemplaren in het bovenregister horen luidt:
De namen der goden in de onderwereld, die de grote Ba
(geest) van de zonnegod openen.
De groepstitel van de zes linkse apengoden, die in de
complete versie in het onderste register horen luidt:
De namen der goden, die voor Re zingen, wanneer hij de onderwereld
binnengaat.
Zuidwand
Rechts staat Toetanchamon naast de godin Hathor. Zij was
onder andere godin van Het Westen, beschermster van de Thebaanse necropolis.
Zij begroette de doden als ze in de onderwereld aankwamen. Op de muur geeft zij
leven aan de neusgaten van Toetanchamon, door het 'anch'-teken van 'leven' bij
zijn neus te houden. In haar linkerhand houdt zij een tweede 'anch'-teken vast.
In haar witte hoofdband steekt het symbool van Het Westen. Hathor werd soms ook
gezien als de moeder van Horus (de farao), en haar naam () kan worden opgevat
als 'huis () van Horus (),. zij was zeer populair in de 18e en 19e dynastie en
werd vaak afgebeeld naast farao's in graven en tempels. Haar populariteit als
dodengodin zou later zo toenemen dat in de Late Tijd een dode niet 'een Osiris'
maar 'een Hathor' werd genoemd.
Toetanchamon staat in een plechtige houding, zoals een farao
vaker werd afgebeeld als hij een tempel naderde met de handpalmen naar
achteren. Hij draagt een zelfde lendendoek als op het tafereel op de noordwand
met z'n Ka. Ook draagt hij sandalen, net als Aï op de noordwand en de personen
die de slee trekken op de Oostwand. Om z'n hoofd zit de begrafenishoofdtooi
Khat, een in de nek samengebonden sluier, net als Isis en Nephtys op de
Oostwand. Dit is vreemd omdat op de andere wanden alleen nog levende personen,
personen die bij de begrafenis aanwezig waren, witte sandalen dragen. Daarbij
is het ook vreemd dat Toetanchamon hier dan zelf ook nog een
begrafenishoofdtooi op heeft. De betekenis hiervan is onduidelijk. Zou hij weer
levend zijn en zijn eigen begrafenis kunnen bijwonen? Toetanchamon draagt net
als de meeste personen op de noord- en zuidwand een halskraag. Volgens de
Egyptenaren bezat de halskraag magische kracht tegen vijandelijke machten.
Hoewel ze meestal van faience en soms van goud zijn, werden ze bij
begrafenismalen van natuurlijke materialen gemaakt als bloemen en bladeren.
Achter hem staat de Anoebis met de jackhalskop, de god van
het mummificeren. Hij opende de wegen naar de onderwereld. In de Osirismythe
had zijn moeder Nephtis hem verlaten en Isis had hem groot gebracht. Hij was
het die Osiris' lichaam had gebalsemd. Anoebis bracht de doden ook voor de dodenrechters,
voor wie hij het hart van de doden de zetel van het 'geweten', woog. De
rechters zouden bepalen of de farao geen zonden begaan had in zijn leven. Als
hij onschuldig bevonden werd zou Toetanchamon 'voor eeuwig leven'. Anoebis
heeft zijn linkerhand op de schouder van Toetanchamon gelegd, alsof hij hem
voor Hathor leidt. In zijn rechterhand draagt hij het 'anch'-teken. Anoebis'
rechtervoet laat weer een Amarna-trekje zien: de tenen, wat al eerder aan de
orde kwam nij de Groep van Negen op de Oostwand.
Isis staat achter Anoebis in groetende houding, zoals de
godin Noet op de noordwand. Isis was de moeder van Horus en pleegmoeder van
Anoebis. Zoals zij het lichaam van osiris had beschermd en Horus bijgestaan in
de strijd tegen Seth, zo zou zij Toetanchamon helpen. op haar hoofd het embleem
dat bij haar hoort: de zetel van Osiris.
Drie 'goden van de onderwereld' zitten gehurkt achter haar
en sluiten de schilderingen af. Niet duidelijk is of ze slechts dienen als
afsluiting of ook een betekenis hebben. Hun bijschriften vermelden in ieder
geval alleen hun naam en verduidelijken hun functie niet.
Boven alle schilderingen op de wanden is een zwarte strook
geschilderd in de vorm van het hiëroglyfenteken voor 'hemel'. Zeer
toepasselijk. Dit gebruik is al heel oud. In het graf van Amenhotep II vinden
we deze strepen in de vorm van het hiëroglyfenteken 'hemel' boven de
afbeeldingen waarbij de farao staat afgebeeld voor diverse goden. Boven de
complete versies van de Amduat in de graven van Thoetmozes III en Amenhotep II
vinden we ze ook. De plafonds zijn er ook vol geschilderd met sterren. Ze
symboliseren de nachtelijke hemel, waardoor de farao reist. Alleen bij het
begin op de Oostwand en het eind op de zuidwand zijn deze 'hemeltekens'
verbonden met de zwarte horizontale strepen aan de onderkant van de
schildering.
De bedoeling van de grafschilderingen is, hoewel ze in
hoeveelheid en uiterlijk afwijken, niet anders dan die van andere farao’s. Het
algemene thema van de grafschilderingen is ‘het eeuwige leven’. Hoe dat dit
verkregen zou moeten worden, is niet altijd even duidelijk. Een eensluidende,
over het hele rijk verbreide theologie heeft Egypte in de loop van haar
geschiedenis nooit gekend.
Het aparte van Toetanchamon’s grafschilderingen is wel dat
ze een duidelijk begin en eind hebben.
Hoewel de Amduat op zich een cyclusgedachte inhoudt van
steeds-opnieuw-geboren-worden bij de dageraad heeft de opeenvolging van Toetanchamon’s
grafschilderingen een toch meer begin-eind-gedachte in zich. Eén die meer
overeenkwam met het leven na de dood van de gewone mensen, en die ouder van
oorsprong is. Een god, wat een farao feitelijk is, zou eigenlijk dagelijks weer
opnieuw geboren worden. De oorzaak hierin ligt waarschijnlijk bij zijn
voorganger Echnaton, die theologische hervormingen had doorgevoerd. In de 19e
dynastie zouden de grafschilderingen weer strakker en formeler worden en
volgens de oude Thebaanse tradities worden gemaakt.
Drs. Christiaan Janssens