Howard Carter
Howard Carter |
Howard Carter werd op 9 mei 1874 geboren te Londen als jongste zoon uit een gezin van elf kinderen. Zijn vader Samuel John Carter was een goede naturalistische genreschilder en tekenaar voor de Illustrated London News.[1] Samuel Carter leerde zijn kinderen tekenen en schilderen. Zo werd de jonge Howard Carter opgevoed met slechts één carrière voor ogen, die van kunstenaar. Al jong had hij een goede lijnbeheersing en talent voor het schilderen van aquarellen. Toen hij zeventien jaar was, kreeg hij een baan bij het Egypt Exploration Fund (EFF). Deze organisatie was in 1882 medeopgericht door de Engelse schrijfster Amelia Edwards (1831-1892).[2] Edwards had in 1876 een boek gepubliceerd over haar reis door Egypte. Dit boek, A thousand miles up the Nile, werd een internationale bestseller. De EFF zocht een kunstenaar die de afbeeldingen en inscripties kon kopiëren van de graven van Deir El Barsha en Beni Hassan in Midden-Egypte.[3] Carter had al enige ervaring in het overtekenen van Egyptische voorstellingen uit de collectie William Amhurst Tyssen-Amherst.
In oktober 1893 begint Carter te werken onder Edouard Naville in de dodentempel van koningin Hatsjepsoet in Deir El Bahri, op de westoever van de Nijl tegenover Luxor.[7] Het grootste deel van de volgende zes jaar zou hij scènes en inscripties natekenen van de dodentempel van Hatsjepsoet, de vrouwelijke farao uit de achttiende dynastie.[8] In The Times van 11 november 1898 stond dat Mr. Howard Carter een onuitputtelijke energie had voor dit werk.[9]
In december 1899 werd Carter op vijfentwintigjarige leeftijd benoemd tot hoofdopzichter van de Service des Antiquités voor Opper-Egypte op voorspraak van Naville.[10]
Carter kon nu zijn eigen prioriteiten bepalen. Een tekort aan geld was echter een voortdurend probleem om grote opgravingen uit te voeren.
In januari 1900 kreeg Carter zijn eerste grote, officiële opdracht. Hij kreeg de leiding over het transport van de koninklijke mummies naar het museum in Cairo. Deze mummies waren in 1898 ontdekt in een cachette in het graf van Amenhotep II.[11] Dit was Carters eerste opdracht in het Dal der Koningen. De mummie van Amenhotep II zou in het graf blijven. De tombe zou onmiddellijk veel aandacht trekken en niet alleen van toeristen. Op 24 november 1901 werd de tombe geplunderd. De mummie van de farao was door de dieven zorgvuldig opengesneden tijdens hun zoektocht naar sieraden.
Carters eerste kans om een tombe in het dal der Koningen bloot te leggen, kwam er in 1900. Twee Qurnawi, lokale bewoners van het dorpje Qurna vlakbij het Dal, beweerden de plaats te kennen van een nog niet ontdekte tombe. Het bleek te gaan om de in de oudheid geplunderde en dus lege tombe van Thoetmoses III.
In 1902 mocht Carter een sponsor zoeken die de opgravingen van de Service des Antiquités in het Dal kon financieren. Het kostte hem niet veel moeite om de rijke Amerikaan Theodore Davis hiervoor te overhalen.
Afb. 2.12 Theodore Davis (tweede van rechts) met Arthur Weigall en zijn vrouw Hortense en Edward Ayrton (rechts), 1907, foto Benjamin Stone, Benjamin Stone Collection, Birmingham
In 1902 begonnen de opgravingen van Davis in het dal, die zouden doorgaan tot 1914. Carters grootste succes voor Davis kwam er in januari 1903 met de ontdekking van het graf van Thoetmosis IV.[12]
The Times berichtte dat
"de tombe in werkelijkheid was ontdekt door de heer Howard Carter (…) die opgravingen voor de heer Davis heeft verricht. Het is dankzij zijn (Carters) zorgen en praktische ervaring dat niet alleen alle objecten uit de tombe zijn geborgen maar dat we nu ook beschikken over een wetenschappelijk verslag van de omstandigheden waarin deze zijn gevonden."[13]
Een jaar later vond Carter de tombe van koningin Hatsjepsoet.[14] Zowel dit graf als dat van Thoetmosis IV graven was geplunderd in de oudheid. Ze bevatten echter nog vele resten van de oorspronkelijke inhoud. Carter behield de leiding tot eind 1904. Hij werd overgeplaatst naar het noorden, als hoofdinspecteur voor Neder-Egypte met standplaats te Sakkara . Dit mocht als een promotie worden aanzien. In Neder-Egypte waren er toen meer monumenten blootgelegd en bevonden zich de prestigieuze piramiden.
Carter stapte in Luxor op de trein naar Cairo als een gerespecteerd man. Zijn terugkeer zou onder heel andere omstandigheden plaatsvinden.
Kort na zijn overplaatsing naar Sakkara kreeg Carter het daar aan de stok met veertien, volgens de krant L’Egypte dronken, Franse toeristen.[15] Deze hadden de plaatselijke inspecteur beschimpt omdat er een kaartje moest gekocht worden voor een bezoek aan het Serapeum. Toen ze na betaling het monument betraden, waren ze verbolgen omdat er geen kaarsen voorhanden waren. Ze eisten hun geld terug. Carter die er ondertussen was bijgehaald, weigerde resoluut. Bij de rel die hierop volgde moesten beide partijen, zoals Carter meldde aan Lord Cromer in een telegram, ‘klappen’ incasseren. De plaatselijke pers bracht sensationele verhalen over Franse vrouwen en kinderen die wegvluchtten voor het gevaar, terwijl hun moedige mannen werden aangevallen.[16] De Fransen dienden klacht in en Carter werd bij de toenmalige consul-generaal Lord Cromer geroepen. Deze toonde begrip voor de situatie maar vroeg toch aan Carter om zich te verontschuldigen bij de Fransen. Carter vertikte het om dit te doen en nam ontslag.
Er braken nu magere maanden aan voor Carter. Hij scharrelde in Luxor een inkomen bijeen als schilder van taferelen die hij aan toeristen verkocht en als handelaar van oudheden. Dit laatste zou hij blijven doen en niet zonder succes. In juni 1922 kon hij bijvoorbeeld bij Sotheby’s in Londen 460 pond betalen voor een topstuk.[17]
Theodore Davis vroeg Carter om aquarellen te maken van enkele van de meest spectaculaire objecten uit het nieuw ontdekte graf van Joeja en Toeja (KV46).
Davis had dit graf in februari 1905 ontdekt, slechts enkele weken na het vertrek van Howard Carter uit Luxor. Het bijna intacte graf van Joeja en Toeja, de ouders van koningin Tiye, was de meest opzienbarende ontdekking tot dan toe in het Dal der Koningen. De tombe bevatte een groot aantal, prachtig geconserveerde objecten waaronder de lijkkisten.[18]
Via Lord Cromer kwam Howard Carter in contact met Lord Carnarvon. Deze ontmoeting zou uiteindelijk tot de meest opmerkelijke archeologische vondst aller tijden leiden.
Christiaan Janssens
[1] Nicholas Reeves, Toetanchamon, 40.
[2] ‘Egyptian Antiquities’, The Times 30 maart 1882, 8.
[3] Percy Newberry en G. Willoughby Fraser, El Besrheh: The Tomb of Tehuti-Hetep (Londen 1894).
[4] Nicholas Grimal, A History of Ancient Egypt (Oxford 1992) 238; ‘Howard Carter, 66, egyptologist, dies’, The New York Times 3 maart 1939, 28.
[5] ‘Britons play leading role in two centuries of study’, The Times 5 november 1975, 6.
[6] The Daily Graphic 23 maart 1894.
[7] http://www.ees.ac.uk/the-society/deltaanddeir.htm (februari 2007); Reeves, Toetanchamon, 40.
[8] ‘Egypt Exploration Fund’, The Times 11 november 1898, 9; ‘Obituary’, The Times, 3 maart 1939, 16.
[9] ‘Egypt Exploration Fund’, The Times 11 november 1898, 9.
[10] ‘Egypt Exploration Fund’, The Times 8 november 1900, 5; ‘Howard Carter, 66, egyptologist, dies’, The New York Times 3 maart 1939, 28.
[11] ‘Important Discovery At Thebes’, The Times 13 april 1898, 12.
[12] ‘Discovery Of A New Royal Tomb At Thebes’, The Times 9 maart 1903, 8; ‘American’s great discovery in Egypt’, The New York Times 22 maart 1903, 12.
[13] ‘Discovery Of A New Royal Tomb At Thebes’, The Times 9 maart 1903, 8.
[14] ‘The Discovery Of The Tomb Of Queen Hatshepsu At Thebes’, The Times 14 maart 1904, 8.
[15] Christine El Mahdy, Toetankhamon (Baarn 2000) 189.
[16] Ibidem.
[17] ‘The Sale Room. Egyptian Antiquities’, The Times 30 juni 1922, 13.
[18] ‘Important Discovery In Egypt. The Royal Treasures Of The 18th Dynasty ‘, The Times 10 maart 1905, 4; ‘American’s find in Egypt’, The New York Times 10 maart 1905, voorpagina; John Romer, The Valley of the Kings (New York 1981) 202.